Voedsel
Wisenten zijn herkauwers die zowel gras eten als kruiden, knoppen, blaadjes, jonge twijgen en bast. Ook worden in de nazomer en herfst veel eikels, beukenootjes en bessen gegeten. Takken en stammen worden omgebogen om bij de voedzame delen te komen. Ze schillen meer dan alle andere grote planteneters in Europa, en zijn daarmee in staat in een volwassen bos of dicht struweel openheid te maken. Waait een boom tijdens een storm om, dan weten ze hem snel te vinden en wordt hij binnen enkele dagen ontdaan van bladeren, knoppen, jonge twijgen en bast. Wisenten schrapen daarnaast soms grond weg om bij de wortels van grassen, bomen en struiken te komen.
Gras maakt in het Kraansvlak de hoofdmoot van hun dieet uit, naast bast van o.a. kardinaalsmuts en esdoorn, en eikels. De dieren hebben daarom halfopen bos en struweel nodig om aan hun voedsel te komen. Voor een deel maken ze dit ook zelf: gesloten duindoornstruweel wordt open gebroken om bij lekkere hapjes te komen. In dicht kardinaalsmutsstruweel worden eerst alle struiken geschild. Na een paar jaar zijn de meeste kardinaalsmutsen verdwenen en komt er grasland met nieuwe jonge struikjes voor in de plaats. In combinatie met de aanwezige koniks en damherten ontstaat er een halfopen struweel. Onder het aftakelend struweel groeit het gras in eerste instantie explosief. Het voedzame gras wordt door de wisenten halflang afgegeten, waarna de koniks het lokaal kort afgrazen. Hierdoor krijgen bloemen, maar ook bomen en struiken een kans om te kiemen. De jonge bomen en struiken worden weer door reeën, damherten en wisenten kort gehouden. Het resultaat is een afwisselend landschap met kortgrazige bloemrijke stukjes, ruigere plekken, jong struikgewas en solitaire struiken en bomen.
Verschillend graasgedrag
Wisenten, runderen, paarden en kleinere herbivoren zoals reeën, damherten en konijnen vertonen ieder hun eigen gedrag. Paarden grazen de graslanden kort af en hebben voor een goede spijsvertering ook dor gras nodig. Runderen eten meer mals gras en daarnaast veel twijgen. Wisenten grazen minder dan beide andere soorten en eten bladeren en jonge uitlopers en schillen meer bomen en struiken. Reeën en damherten zijn meer knabbelaars aan struiken en konijnen houden van kort gras. Samen zorgen alle grazers er voor dat er een gevarieerd duinlandschap ontstaat met bomen, struiken en graslanden. Stieren maken zogenaamde bronstkuilen en helpen zo de duindynamiek. Wisenten nemen veel zandbaden in het gebied, waar tal van pioniersoorten van profiteren. De wildwissels verbinden ligplekken, zandbaden en bronstkuilen met elkaar en vormen zo een verbindingsroute voor zandloopkevers en andere soorten van het open duin.