Wisent: grazer van halfopen bos
De wisent is het neefje van de Amerikaanse bizon en een verre verwant van ons huisrund. In vergelijking met onze huisrunderen hebben ze een veel slankere bouw, een hoge rug, korte, naar boven gekromde horens en een vrij egale kastanjebruine vacht. In de schaduw van een volwassen bos zijn ze dan ook moeilijk te ontdekken. Wisenten zijn goed aangepast aan een leven in een bosrijke omgeving, maar hebben naast bos ook grasland en struweel nodig voor voedsel. Met hun slanke bouw en hun korte, naar binnen gekromde horens, kunnen ze ook gemakkelijk door struikgewas en dicht jong bos bewegen.
Uit onderzoek in het Kraansvlak is duidelijk geworden dat wisenten in een Nederlandse context helemaal niet de typische bosdieren zijn waarvoor ze in de literatuur worden aanzien. Wellicht omdat wisenten hun laatste toevluchtsoord hadden in het Poolse oerbos Bialowieza, worden ze steevast geassocieerd met bossen, maar in het Kraansvlak houden ze zich vooral in open gebieden op. Ze grazen in open duinvalleitjes, nemen graag een zandbad in de open vlakte en lopen zonder schroom het duinmeer in.
In de zomer hebben wisenten een korte gladharige zomervacht. Tegen de winter worden de haren langer en ruiger en groeit er een fijne ondervacht tussen. Ook komt er een baard aan de keel, hals en kin en een brede haardos bij het achterhoofd. De hoge rug van wisenten wordt door verlengde botten van de borstwervels gevormd. Bij koeien zijn de horens korter, smaller en minder sterk aan de basis dan bij stieren. Wildlevende stieren worden tot wel 840 kilo zwaar en circa 1.88 meter hoog. Koeien wegen in het wild tot 540 kilo en kunnen tot 1.67 meter hoog worden. Met een lengte van bijna 3 meter zijn het flinke dieren en niet voor niets de grootste landzoogdieren van Europa!